Verschil reportageflitser en studioflitser

Het belangrijkste om te weten is dat er wel degelijk aanzienlijke verschillen bestaan tussen een reportageflitser en een studioflitser. Studioflitsers zijn allereerst een heel stuk krachtiger. Deze flitsers zijn bedoeld om een compleet andere verlichting te creëren, onafhankelijk van de bestaande lichtomstandigheden (in tegenstelling tot het aanvullen of accentueren van bestaande verlichting). Ze leveren ook constantere prestaties van flits tot flits en dus van foto tot foto, zowel qua lichtopbrengst als qua kleur. De kleurtemperatuur is gelijk aan die van gemiddeld daglicht. Als je als fotograaf op zoek bent naar consistentie en reproduceerbaarheid, hebben studioflitsers een streepje voor.

Een studioflitser positioneer je los van de camera, meestal op een stevig (lamp)statief. Je kunt je onderwerp vanuit een heleboel verschillende hoeken verlichten, en dankzij het ingebouwde instellicht kun je de lichtval van tevoren beoordelen zonder proefopname. Een ander verschil met een reportageflitser is dat een studioflitser zoveel energie nodig heeft dat die doorgaans op netstroom werkt. Er bestaan echter ook modellen met een ingebouwde accu. Bijkomend voordeel van netstroom of een accu in plaats van de (oplaadbare) batterijen die de meeste reportageflitsers gebruiken, is dat de oplaadtijd veel korter kan zijn.

Verder is het meestal nodig om lichtvormers te gebruiken om het licht te sturen, te vormen en te kneden. Kortom: met enkel een flitskop ben je er in de meeste gevallen niet. Wat je precies nodig hebt, is afhankelijk van het type fotografie dat je wilt beoefenen. Voor een portret heb je een andere opzet en andere lichtvormers nodig dan bijvoorbeeld voor het fotograferen van een stilleven. Houd daar rekening mee als je tot aanschaf wilt overgaan.

Zoals vrijwel alle fotoapparatuur vind je studioflitsers in allerlei soorten en maten. In tegenstelling tot bij reportageflitsers zijn er geen camerafabrikanten die ook studioflitsers maken: dat laten ze over aan gespecialiseerde fabrikanten. Als je wilt instappen, is het een goed idee om niet meteen de meest kostbare flitser aan te schaffen. Al voor relatief weinig geld is een voor thuisgebruik prima functionerende studioflitser te vinden, vaak van Chinese makelij (denk aan merken als Godox en Jinbei).

Netstroom of accu

 

Niet elke studioflitser werkt hetzelfde. Er zijn flitsers die je via een generator aanstuurt: een ‘doos’ die de benodigde flitskracht levert en waar je de verschillende flitskoppen via kabels op aansluit. Er zijn echter ook ‘all-in-one-flitskoppen’, zogenaamde ‘monoblocs’, die op netstroom of een ingebouwde accu werken. Die tweede variant is de laatste jaren duidelijk aan een opmars bezig.

Als je een studioflitser wilt aanschaffen, is het daarom verstandig om goed te bekijken welke van deze opties je het beste lijkt. Een flitser met ingebouwde accu is een stuk veelzijdiger. Je kunt zo’n flitser bijvoorbeeld inzetten op een locatie zonder stopcontact en zelfs (mits het weer meewerkt) in de buitenlucht. Aan de andere kant bieden flitskoppen op netstroom vaak een krachtiger flits- én instellicht.

 

 

Aansturing

Het is belangrijk dat de flitser exact op het goede moment flitst. Daarom moeten de camera en de flitser(s) met elkaar communiceren. Vroeger ging dat via een flitskabel, maar de meeste fotografen gebruiken tegenwoordig een draadloos setje van zender en ontvanger. Zulke sets zijn er in veel varianten: via infraroodlicht, maar ook radiografisch. Die laatste optie heeft de voorkeur, want die is het meest betrouwbaar, ook als de flitsers verdekt of onzichtbaar voor elkaar opgesteld staan. De meeste flitsers hebben ook een ‘slave’-functie, waarbij ze afgaan als ze een flits van een andere flitser waarnemen.

Specificaties

De maximale output van een studioflitser wordt niet aangegeven met een richtgetal maar in wattseconden (Ws). Zo zijn er bijvoorbeeld flitsers met 200/300 Ws, maar ook die 1200 Ws of meer leveren. Hoe hoger dit getal, hoe groter de maximale lichtopbrengst. Dit kun je als leidraad nemen bij het inventariseren. Het aantal Ws zegt overigens niet alles: dit geeft enkel het potentieel aan dat in je flitser schuilt. De effectieve lichtopbrengst hangt af van de gebruikte lichtvormer, de afstand tussen lichtbron en onderwerp en de omstandigheden. Voor portretten is 200 Ws per flitser voldoende; voor groepsportretten is 300-400 Ws een veiligere keus.

Net als bij andere soorten flitsers is het ook bij studioflitsers van belang hoe snel je achter elkaar flitsen kunt afvuren. Dit is niet bij elke soort fotografie even relevant, maar als je sporters of andere dynamische onderwerpen fotografeert, geldt hoe korter, hoe beter. Deze oplaad- of recycletijd staat bij de specificaties van elke flitser vermeld.

Regelbereik

 

 

De kracht van het flitslicht van studioflitsers is vaak eenvoudig te regelen via draaiknoppen, een afstandsbediening of zelfs een app op je smartphone of tablet. Het regelbereik is niet bij alle flitsers even groot. Hoe groter het regelbereik (bijvoorbeeld 5 stops) en hoe kleiner de ‘stappen’ (bijvoorbeeld 1/10 stop), hoe meer nuance je kunt aanbrengen. Zo kun je een krachtige flitskop op vol vermogen inzetten, maar ook gebruiken voor situaties waarin je slechts heel weinig licht nodig hebt. Kijk voor maximale flexibiliteit naar een flitser met veel instelmogelijkheden en een groot regelbereik.

 

 

Instellicht

Een studioflitser heeft een instellicht (‘modellicht’) aan boord, waarmee je kunt zien hoe het licht zich gedraagt op je onderwerp. Dit licht is in principe niet bedoeld om bij te fotograferen, maar helpt je bij het juist positioneren van je flitslicht. Het instellicht kan op volledig vermogen gebruikt worden, maar daarnaast vaak ook proportioneel. In dat geval simuleert de flitser de hoeveelheid licht die op het onderwerp gaat vallen bij de door jou ingestelde flitskracht. Vroeger was het instellicht vaak een gloeilamp, of bij duurdere modellen een krachtige halogeenlamp, soms wel van een paar honderd watt. Tegenwoordig zie je steeds vaker ledlampen, die veel minder stroom verbruiken en minder warmte afgeven.



 

Lichtvormers en accessoires

Bij het gebruik van studioflitsers is het vaak van groot belang om het geproduceerde licht te vormen. Dat wil zeggen dat je het licht dat uit je flitser komt nog moet sturen, bundelen, verspreiden of richten, afhankelijk van je doel en je onderwerp. Voor studioflitsers zijn dan ook ontzettend veel losse accessoires te koop om dat voor elkaar te krijgen. Die monteer je aan de voorzijde van je flitser via een bajonetvatting. Houd er rekening mee dat veel fabrikanten hun eigen vatting hanteren, zodat de accessoires niet onderling uitwisselbaar zijn. Heb je je apparatuur klaar en ga je aan de slag? Meteen simpele lichtopstelling kom je al een heel eind!

Voor het meten van het flitslicht waarmee het model verlicht wordt, worden de lichtsterktes van de individuele flitsers elk afzonderlijk gemeten en ingesteld. Hiervoor meten we met de sferische witte adapter het "invallend licht" op het model van verschillende studioflitsers.
De lichtmeter houd men vast naast het gelaat van het model met de lichtsensor naar de camera gericht. De lichtmeter met de witte sferische adapter is in staat om met een hoek van 180° te meten. Je houd de meter zodanig, dat zowel de camera als de te meten flitser, de lichtmeter kunnen "zien"
De ISO wordt op de waarde van de camera ingesteld (meestal:100).
De sluitersnelheid staat op 1/125s – 1/250s = voorkeursnelheid voor studiofotografie.
De sluitersnelheid heeft in een studio geen invloed op de "flits" belichting, omdat de flits maar ongeveer 1/1000s duurt, dus heel kort t.o.v. de ingestelde sluitertijd,hierdoor heb je in de studio ook zelden bewegingsonscherpte.
Je drukt op de "meet" knop en de flitsmeter is klaar om te meten, komt er een flits dan wordt die door de meter automatisch herkent en wordt het corresponderende diafragma getoond: f6.3 bijvoorbeeld.
De camera wordt ingesteld op het gemeten diafragma van het "keylight"
Stellen we in ons voorbeeld de camera in op f6.3 dan zal de belichting van een 18% grijskaart net in het midden van het histogram vallen.

Aangezien bij een blanke huid, het licht ook +/-18% reflecteert zal de belichting van het gelaat ook in het midden van het histogram liggen.
Witte kleren zullen meer reflecteren dus helderder op de foto, donkere, minder reflecteren dus donkerder op de foto.
Op die manier krijgen we een perfecte belichting van de foto.
In principe zouden we ook het gereflecteerde licht op de huid van het model kunnen meten, maar dit is minder nauwkeurig omdat niet iedere huid evenveel reflecteert, waardoor wit overbelicht en zwart onderbelicht zou kunnen zijn

Belichting van de achtergrond meten.

De flitsers voor de achtergrond belichting stellen we in door het gereflecteerde licht te meten, met de heldere lens adapter.
De adapter heeft een meethoek van 55° en is hierdoor heel geschikt om globaal de achtergrondverlichting te meten.
De lichtmeter plaatsen we nu op de plaats van de camera naar de achtergrond gericht.

De diafragma waarde dat door de meter wordt weergegeven ,als resultaat bij het meten van de achtergrond belichting is het diafragma waarbij de achtergrond 18% grijs zou zijn.
Willen we de achtergrond 100% wit , dan moeten we het achtergrond flitslicht +2 stops hoger zetten dan het ingestelde diafragma van de camera.
De camera is ingesteld op de diafragma waarde van het keylight, dus moet de achtergrondverlichting + 2 stops hoger liggen dan de gemeten waarde van het keylight

Een
witte achtergrond waarvan de belichting -4stops lager ligt dan het keylight zal zwart zijn op de foto. We kunnen dus ook een witte achtergrond zwart weergeven op de foto, in dit geval zal er wel voldoende afstand tussen het model en de achtergrond moeten zijn anders gaat de modelverlichting ook de achtergrond gedeeltelijk belichten.

Omdat de camera niet kan weten wat voor een materiaal zich in het beeld bevindt gaat de camera uit van een gemiddelde. Dit gemiddelde is vastgesteld in een standaard op 18 procent grijs. De reflectie van het onderwerp zou dus 18 procent van het opvallende licht zijn. Helaas komt het regelmatig voor dat het onderwerp dat je fotografeert niet overeenkomt met deze standaard. Voor een correcte belichting moet je hierbij dus compenseren.

Wanneer je echter een alledaagse scene fotografeert zal de 18 procent grijs regel opvallend vaak op gaan. Een scene met veel afwijkende materialen die variëren van donker tot licht zal gemiddeld gezien doorgaans aardig overeen komen. Er kunnen echter problemen ontstaan wanneer je foto geen algemeen plaatje meer is.

Denk bijvoorbeeld aan een foto waarbij er sneeuw ligt. De camera gaat uit van 18 procent grijs, maar in werkelijkheid bevat de opname veel minder grijs waardoor je een onderbelichte en dus een grauwe foto krijgt. Gebruik in een dergelijk geval je belichtingcompensatie om de opname te ‘plussen’. De camera past de belichting van het onderwerp aan door meer licht toe te laten dan de camera zelf gemeten heeft.

Andersom kun je bij bijvoorbeeld een close-up foto van een zwarte hond te maken krijgen met overbelichting. De camera gaat weer uit van een gemiddelde grijswaarde en besluit aan de hand van zijn meting om langer te belichten dan in feite nodig is. Door te ‘minnen’ met de belichtingcompensatie geef je aan dat de camera minder licht binnen moet laten dan de gemeten waarde.

Flitslichtmeting
In een studio is het gebruik van een lichtmeter eveneens de eenvoudigste en beste methode om een goed belichte opname te krijgen. Een flitslichtmeter meet het licht dat tijdens de flits op het ‘oog’ valt. Vooraf stel je de gewenste ISO waarde in en de sluitertijd. In de meting wordt tevens het aanwezige licht meegenomen. De flitslichtmeter geeft vervolgens aan welk diafragma je bij de gemeten waarde moet gebruiken voor een correcte belichting.

Ook in de studiosituatie meet je het opvallende licht. Houd de flitslichtmeter dus dicht bij het onderwerp dat je op de foto wilt zetten, bijvoorbeeld het gezicht van je model. Besluit vooraf welke scherptediepte je in je foto wilt gaan gebruiken en selecteer het hiervoor gewenste diafragma. Meet eerst het licht van je hoofdlicht door de lichtmeter vlak bij je model te houden en de flitser af te laten gaan. Verhoog of verlaag de kracht van je flitslicht aan de hand van het diafragma dat de lichtmeter aan geeft. Bij de meeste flitsers kun je dit instellen, maar mocht dit niet mogelijk zijn dan kun je uiteraard de flitser verder weg of dichterbij het model plaatsen.

Nadat je het hoofdlicht naar wens hebt ingesteld kun je eventuele extra lichtbronnen uitmeten. Richt de lichtmeter steeds richting de nieuwe lichtbron, je weet dan precies hoeveel licht de extra bron in de scene in brengt en hoeveel verschil er in lichtsterkte is ten opzichte van het hoofdlicht.

Zodra je alle lichtbronnen naar wens hebt ingesteld maak je een testfoto en controleer je de foto en het bijbehorende histogram op je camera. Bij een goed belichte opname is de histogram mooi verdeeld over hele range. Uiteraard kan dit bij specifieke opname afwijken. Een foto met daarin een pikzwarte achtergrond heeft uiteraard een histogram met de piek aan de linkerkant omdat er veel meer donkere pixels aanwezig zijn dan lichte. Gebruik je een witte achtergrond dan zal de piek rechts zitten.
Diafragma keuze
In een studio heb je zelf de keuze voor een diafragma, je kunt de sterkte van het flitslicht hierop aanpassen. Voor portretfotografie is f/9.0 een geschikt diafragma om mee van start te gaan. Je beschikt dan over een mooie scherptediepte waarbij de onscherpte ongeveer bij het achterhoofd zal beginnen wanneer je op de ogen scherp stelt. Daarnaast geeft bijna elke lens op dit diafragma optisch de beste resultaten. Je hoeft zo geen duur objectief te hebben om toch een haarscherpe foto te maken.

Overigens zijn er ook fotografen die altijd het opvallende licht meten richting de camera. De meningen over de beste methode zijn verdeeld. Schroom niet om beide methode te proberen en ontdek wat je zelf de beste resultaten vind geven.

Conclusie
Je camera beschikt over meerdere meetmethode voor het bepalen van de juiste belichting. Elk met zijn eigen voor- en nadelen. Bepaal dus voor elke opname wat de beste meetmethode zal zijn in die specifieke situatie. Wil je echt zeker zijn van een correcte belichting; gebruik dan een externe lichtmeter of een grijskaart om je onderwerp exact uit te meten. Ook bij het werken met flitslicht is een lichtmeter een onmisbaar instrument.

 

 

Jullie Fotocameraatje, Jan Spoel

Mail@janspoel.nl

www.janspoel.nl

PS, Om misverstanden te voorkomen, dit is hoe ik er over denk, het staat iedereen vrij een andere mening te hebben of het oneens te zijn. Ik hoef geen gelijk te hebben maar ik heb het natuurlijk wel.